maandag 26 december 2011

17 december 2011 Wij-gaan-naar-de-Efteling

Vijf woorden, welgeteld. Wij-gaan-naar-de Efteling. Een onbeduidend zinnetje, waar een wereld achter schuil gaat. Het is een aankondiging. Van iets leuks; van iets dat binnenkort plaats zal vinden; van een uitstapje; van iets gezamenlijks. Met de nadruk op het eerste woord: ‘wíj’ Daar waar ik bij hoor wel te verstaan, in dit geval het Thomashuis. See zit naast me in de auto. We zijn net bij Karin geweest, de Mensendieck therapeut, die haar rug heeft gemasseerd. See heeft, eenmaal op de behandeltafel (wat inmiddels een inspannende ‘tour’ is) de behandeling slapend ondergaan. En nu zitten we dus in de auto, op weg naar onze moeder. Ik zie aan haar dat ze iets wil zeggen. Ze ademt in, laat lucht stromen om dat wat ze wil vertellen ‘er uit te gooien’. Ze kijkt me bijna vragend aan en spreekt het eerste woordje uit: ‘wij…’ maar stokt dan. Alsof er een luikje in haar hoofd dicht gaat kijkt ze me verwachtingsvol aan. Ik moedig haar liefdevol aan ‘wat wil je me vertellen; zeg het maar lieverd’. Poging twee: ‘wij-gaan…’. Ik zie haar worsteling en orden haar gedachten (ten minste: ik doe een poging daartoe). Wat wil ze me zeggen? Ik pieker en ineens denk ik het te weten. ‘Jullie gaan naar de Efteling’. Ja, ze straalt! dat is het: het aankomende bezoek aan de Winterefteling, morgen wel te verstaan. We zijn er uit. Zij is mijn alles. Ik ben haar taal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten